COLUMN hART V: Rhizômes en Ringtones

Slavoj Zizek is een Marxist en Lacanist en hij is hot. Als bij u geen bel gaat rinkelen, moet u hem maar eens op youtube intypen, daar vindt u hem zo. Youtube is ook hot, dus dat valt mooi samen en bent u ineens dubbel hip. Er is een documentaire over hem te vinden, genaamd “Zizek!”. Deze begint met een kleine overpeinzing over liefde (“Love, to me, is extremely violent”). Ergens anders op deze dvd staat hij voor de universiteit van Ljubljana, waar hij in dienst is, maar hooguit eens per jaar daadwerkelijk komt. Hij zeg daar: “Aethicly I exept only jobs where I’m paid for doing nothing, with no obligations.”. En iets verder “This is the reason why I would never ever be employed in the United States. There you have the strange notion that you have to work for money.”. Volgens wikipedia, ook al zo hot, is Zizek 'the Elvis of cultural theory'. De rest zoekt u zelf maar op. U gaat u waarschijnlijk amuseren en misschien ook ergeren tegelijkertijd.

Toen ik op de academie zat was Gilles Deleuze de denker, waar iedereen het over had. Dat had vast iets te maken met de opkomst van het internet en Deleuzes ideeën over het ‘rhizôme’, netwerken, regels en mazen in het net. Deleuze zelf is, net als Lacan, onleesbaar op het irritante af, maar één van de strekkingen van het hele ‘rhizôme’-denken komt neer op het volgende: hoe ingewikkelder een netwerk, in dit geval een samenleving, hoe meer conventies er zijn om je als individu in een samenleving aan te conformeren. Des te strakker zet het net zich vast. Hoe strakker het net, hoe eenvoudiger het is om een hand uit te steken door de mazen van dit net. Het wordt veel gemakkelijker jezelf buiten de regels van de samenleving te plaatsen. Soms heeft dit trieste gevolgen, naamloze daklozen en ongeregistreerde asielzoekers staan buiten dit net bijvoorbeeld, maar soms kan het hele ‘binnen-het-net’ en ‘buiten-het-net’ ding hele vreemde posities voortbrengen.

Kunst, en kunstenaars, nemen zo’n merkwaardige positie in. De kunstenaar wordt steeds meer geacht zich te conformeren naar de sociale en politieke status quo in de Westeuropese landen, die sociaal-liberaal kapitalisme genoemd zou kunnen worden. Alles draait hierbij om geld maken. De meeste mensen doen hun werk, en vaak met plezier, maar ze doen dit in principe om geld te maken. Kunstenaars willen kunst maken. Natuurlijk willen kunstenaars ook geld maken, liefst heel veel, maar in eerste instantie omdat ze kunst willen maken, om het atelier en de materialen, die hiervoor nodig zijn bij elkaar te verdienen. Niet per sé voor hun twee auto’s, hun drie vakanties per jaar of hun up-to-date cinemascopische televisieset. Allemaal zeker leuke dingen, maar geen prioriteiten voor de gemiddelde kunstenaar.

Nu is het in zo’n kapitalistische samenleving zo, dat als er op grote schaal gestopt zou worden met het aanschaffen van allerlei prullaria, met als grote uitwas de ‘ringtones’ voor gsm’s (wat een non-uitvinding!), het hele systeem zou instorten. Dus is het maar goed, dat de meeste mensen braaf doen wat er van hen wordt verwacht. En eerlijk is eerlijk, ik koop ook wel eens iets waarvan ik nu niet direct het nut van kan aantonen, dus de kunstenaar doet gewoon mee. Tot een bepaald niveau. Want in sommige dingen zijn de kunstenaars een stel idealistische hippies. Hippies leefden nog in een tijd, dat mensen op straat zichzelf definieerden met termen. Iemand noemde zichzelf een communist, een existentialist, een linkse hegeliaan, een Leninist, een revolutionair. Wel, nu zijn we allemaal sociaal-liberale kapitalisten, of we willen of niet. Zelfs de punks van nu kopen hun kleren vooraf gescheurd voor kapitalistische prijzen bij winkelketens. Alles is geinstitutionaliseerd en dat probeert de politiek (dus de samenleving) ook op regelmatige basis met de kunst te doen.

Kunst is, aan één kant, een produkt. Aan de andere kant is het, nou ja, een idealistische uitwas van een genetische programmatie. Niemand vraagt om ons, maar we zijn er wel, dus wat doen we er mee? Kunst is op economisch vlak een vrij zinloos concept. Om te overleven is het niet nodig. Men kan het niet eten. Misschien hebben de kunstenaars wel een marketingbureau nodig. Ik stel voor hetzelfde bureau te nemen als datgene, dat de ‘ringtones’ aan de man kan brengen. Zij lijken me zeer capabel in het verkopen van zinloze concepten, die je niet kunt eten.

Januari 2008