COLUMN hART II: De Kunstenaar op Sociale Evenementen

Zo nu en dan heeft een mens een familiefeestje. Ook de kunstenaar, want niets menselijks is ons vreemd. Onvermijdelijk is het dan, dat er vragen gesteld gaan worden door een verre nicht of oudoom. Meestal is de kunstenaar de enige in de familie, die in dat vakgebied zit. De verre neef of oudtante weet wel dat je kunstenaar bent, maar is een leek op het gebied van kunst. Het gesprek begint dan ongeveer zo: “Jij bent toch de zoon/dochter van die of die? Ik hoor dat je kunst maakt. Schilder je?”, bijna onmiddellijk gevolgd door: “En kun je er van leven?”.

Als je een schilder bent, is de eerste vraag al opgelost. Meestal zal de gesprekspartner een voorbeeld aanhalen van een buurman of de dochter van een collega, die respectievelijk bij de lokale tekenclub zit of juist op de academie is aangenomen. In malicieuze gevallen zal men beginnen over Picasso en ‘dat kan mijn kleine broertje ook’. Maar men kan zich wel voorstellen, dat een schilderij verkocht kan worden om bijvoorbeeld boven de bank te hangen.

Het wordt al moelijker, wanneer je als kunstenaar niet schildert, maar fotografeert. Omdat iedereen tegenwoordig met digitale camera’s rondwandelt, wordt fotografie een soort ‘algemeen bezit’. Foto’s maken is gemakkelijk, dat kan iedereen, is het idee. Als autonoom fotograaf kun je nog geld verdienen binnen je vakgebied met opdrachten, en daarmee is de nieuwsgierige vragensteller meestal wel bevredigd. Zolang een autonoom fotograaf maar niet de frase ‘vrij werk’ gebruikt voor zijn of haar eigen ding, want dat is volgens mij een indicatie dat deze helemaal niet meer autonoom fotografeert, tenzij als hobby.

Helemaal ingewikkeld is het, als je jezelf bezig houdt met het maken van installaties. Omschrijf maar eens een installatie aan een leek, zodat deze begrijpt waar je je mee bezig houdt. Als je begint met: “Ik werk met de ruimte”, is de eerste associatie iets met interieurdesign. Of men denkt dat je ruimelijk werk maakt, en dus beelden. Omdat beelden ook onderdeel kunnen zijn van een installatie, begint de installatiekunstenaar te stamelen. Dan zijn er twee mogelijkheden, of de gesprekspartner haakt af en begint over het weer, of deze gaat je quasi geïnteresseerd doorzagen over je financiële huishouding. Want een gemiddelde installatie, wie wil dat nu in zijn huiskamer.

Vaak probeert een gesprekspartner je goedbedoeld advies te geven over het aan de man brengen van je werk: “Er zit een galerie in mijn dorp, die verkoopt keramieken paardjes, heel mooi, heel realistisch, maar soms heeft die ook van die abstracte beelden. Misschien moet je daar eens langs gaan.”. Het beste is dan om proberen uit te leggen dat het met beeldende kunst net zo werkt als met muziek: er zijn net zoveel soorten en vormen van beeldende kunst als dat er muziek is. Er is Britney Spears-kunst, Eddy Wally-kunst, Van Halen-kunst, Electric Light Orchestra-kunst, Charles Mingus-kunst, Ultra-Eczema-kunst en ga zo maar door. Hip-hop-kunst, breakbeat-kunst, vrije improvisatie jazz-kunst, doom metal-kunst enzovoort. It’s a whole world of art out there.

Kunst is, net als muziek, onderhevig aan ontwikkelingen, stromingen en modes. Op het moment dat er nieuwe technieken komen, springt een klein deel van de kunstenaars daar op in en zo zijn er ook strict digitale kunstenaars, die voornamelijk bezig zijn met het ontwikkelen van software of het maken van internetsites. Er zijn kunstenaars, wiens werk bestaat uit onderzoek, dat niet naar een beeldend resultaat leidt. Dit zijn velden, waarin het bijna onmogelijk is om aan een leek duidelijk te maken wat deze kunstenaar uitvoert. Soms is het zelfs ondoenbaar om dit aan medekunstenaars over te brengen, vooral wanneer dit soort kunst met de mensen probeert te communiceren met zinnen als: “[Our organisation] is an 'edge-habitat' where discrete disciplines, individuals and realities symbiotically shape a peculiar hybrid whole.”.

Deze tekst komt van de site van FoAM uit Brussel. Ik ken enkele leden van deze organisatie, en die zijn zeer sympathiek, maar ik moet ze toch echt eens vragen hoe zij op familiefeesten zich redden.

November 2007