COLUMN hART #50: OVER TEKENEN

Er is een tijdje geleden een prachtboek uitgekomen, dat ‘Cave Art’ heet en waarin de beste reprodukties staan, die ik tot nu toe heb gezien van prehistorische grottekeningen en –reliëfs. Het is mijn favoriete zo-nu-en-dan-in-te-kijken boek naast ‘Full Moon’, waarin een selectie van foto’s van NASA missies naar de Maan, ‘From Lucy to Language’, dat voor het grootste deel bestaat uit afbeeldingen op ware grootte van schedels en botjes van de vroegste mensensoorten tot de homo sapiens – er staat ook een gorillaschedel in, het is altijd even schrikken als ik daar langs blader – en ‘The Perfect Medium: Photography and the Occult’, met documentatie van levitaties, scéances, ectoplasma en dat soort geweldige trucagefotografie uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw.

Er gaan allerlei theoriën de ronde over het hoe en waarom van de prehistorische tekeningen en of het nu vanwege het eventueel tot leven willen blazen van kuddes bisons of uit educatieve overwegingen was dat de prehistorische mens zo enthousiast op schier onbereikbare plaatsen wilde gaan tekenen doet er niets aan af dat veel van die tekeningen ongelofelijk van kwaliteit zijn. In donkere, vochtige en koude omstandigheden zulke trefzekere lijnen zetten, dat moeten een stel kraks zijn geweest. Ik kan me dan ook wel voorstellen dat niet iedereen op de wanden mocht tekenen, want anders zouden er een heleboel misbaksels van beesten tussen staan en dat lijkt niet geval te zijn. Ik denk dat je dan ook mag concluderen dat goede tekenaars een hoge status hadden in een groep, want anders zouden ze zich wel nuttiger kunnen maken bij de jacht of zoiets dergelijks. Goede tekenaars werden misschien aldus wel vrijgesteld van arbeidsplicht. Wat een fijne gedachte! Ik vraag me af of vrouwen ook mochten tekenen. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre de prehistorische mens al dan niet geëmancipeerd was.

Tekenen is een merkwaardig fenomeen. Je zet wat lijnen en hupsakee, daar staat ineens een mens, een boom, een heel leger. Niet iedereen kan even goed tekenen, dat wil zeggen naar het leven, maar iedereen tekent wel eens. Al is het vaak meer droedelen tijdens het telefoneren. Bijna alle kunstenaars tekenen. Sommigen moeten dat leren op een academie, maar later beginnen veel ideeën met een tekening, een schetsje. Dat kan later een beeld worden of een schilderij of een storyboard, maar volgens mij is tekenen de basis van alles, van het symbolisch denken en dus ook van taal.

Ik voel me altijd sterk verwant met de anonieme grottekenaars. Ik kan ook verschrikkelijk goed tekenen. Dat mag u een arrogante opmerking vinden, maar het is de absolute waarheid. Ik wil best een ‘draw-off’ met u aangaan daarover. Ik sta zelf wel eens verbijsterd te kijken naar mijn eigen lijnen. Ik begrijp het niet. Ik hoef er ook bijna niets voor te doen. Ik kon het ook al lang voordat ik naar de academie ging. Niet dat èlke lijn altijd perfect is – dat zou behoorlijk angstaanjagend zijn –, maar zelfs een minder geslaagde lijn kan precies goed terecht komen in een tekening.

Ik ben een levend bewijs dat tekenen niet per sé met oog-hand coördinatie te maken heeft. Mijn halve toetsenbord werkt niet meer goed omdat ik er met regelmaat per ongeluk koffie over gooi. Ik giet regelmatig water langs mijn mond in plaats van er in. Met messen en kaasschaven ben ik levensgevaarlijk en ik laat bijna iedere week wel een stuk servies vallen. Ik houd mijn kwasten, pennen en potloden vast als een kind van vijf. Bij de toelatingstest voor de academie moesten we een aantal voorwerpen natekenen, waarbij één van de tekenleraren een tijdje achter me stond te kijken wat er uit kwam en toen opmerkte: “Hoe kan iemand met zó’n motoriek nu zó strak tekenen?”. Ik wou dat ik het wist.






APRIL 1979 BY ALEXANDRA CROUWERS - THE PAINTINGSELLER