COLUMN hART XX: AFVALRACE (2)

F. leerde ik kennen op de jonge, snelle en wilde post-academie waar ik op zat. Ze maakte altijd een gestresseerde indruk, maar ik mocht haar wel. Ze was grappig en mooi op een ongewone manier. Ze was wel eens benaderd om model te worden, maar ze had dan iets aan haar tanden moeten laten doen en dat wilde ze niet. Er was ook niets mis met haar tanden, ze waren alleen niet kaarsrecht.

    F. maakte foto’s en zo nu en dan een filmpje. Haar foto’s waren heel esthetisch, op het romantische af. Ze gebruikte ofwel een mistmachine ofwel weinig licht. Haar foto’s waren dan ook heel licht of heel donker. Ze fotografeerde een tijd lang alleen koppels, maar zelf kreeg ze geen fatsoenlijke relatie. Mannen wilden haar alleen maar omdat ze zo ongebruikelijk mooi was. Misschien schrokken ze daarna van haar zenuwachtige aard. Op de dag dat ik voor het eerst met F. sprak, bleek dat ze een gemeenschappelijke ex-vriend had met een vriendin van mij. Dat schepte meteen een band, want ik wist wat voor een streken deze gast al had uitgehaald. Daarbij, maar dat is een ander verhaal, waren zowel F. als ik vroeger gepest geweest en ook dat zorgt voor begrip van elkaars wezen.

    F. was extreem perfectionistisch. Dat moest ook wel, want haar foto’s waren zo etherisch, dat er geen enkele kink in de kabel mocht komen. Dat maakte tentoonstellen voor haar een hel, want er kon zo verschrikkelijk veel mis gaan. Het vaklaboratorium kon een belichtingsfoutje maken, bij het opkleven en lamineren kon er een stofje tussen komen, bij het inkaderen kon er een hoekje worden gemaakt, bij het vervoeren kon er een krasje gebotst worden. We hebben eens samen tentoongesteld en dat was meteen de eerste keer dat ik iemand met witte, stoffen handschoentjes werk heb zien ophangen.

    F.’s perfectionisme en aanleg tot nerveusiteit zorgden ervoor dat ze zichzelf constant onder druk zette. Een druk, die misschien ook werd veroorzaakt doordat deze post-academie op het standpunt stond dat het ijzer gesmeed moest worden als het nog heet was en iedereen tot topspeed ophitste om maar zo snel mogelijk hip & happening te worden. Dat is een manier van werken die niet iedereen ligt, ook mijzelf niet, maar daar ben ik later pas achter gekomen.

    Als F. dronken werd, vergat ze haar gestresseerde zelf en kon ze wilde dingen doen, waar ze soms later spijt van kreeg. F. had ook niet altijd zo’n goede neus wat mannen betreft. Toen ze eens op het punt stond om een tentoonstelling te krijgen bij een belangrijke galerie, is ze per ongeluk bij de assistent van de galerist in bed beland. Deze heeft daarna ervoor gezorgd dat de tentoonstelling niet doorging omdat hij bang was dat men zou denken dat hij voor een one-night-stand mooie vrouwelijke kunstenaars liet tentoonstellen. Daar maakte F. zichzelf natuurlijk heel boos over, terwijl ze zich vertwijfeld afvroeg waarom zoiets haar nu weer moest overkomen. Vooral omdat de man in kwestie haar zo leuk toescheen en ze iets meer had zien zitten dan alleen die ene nacht.

    Inmiddels begon de carrière van F.’s beste vrienden, een koppel dat harmonieus samenwerkte aan prachtige (video)installaties, stevig te draaien, terwijl F. alleen bleef en dan maar op zoek ging naar een ander onderwerp dan koppels om fotografisch werk mee te maken. Het werden abstracte, kleine collages. Heel bescheiden en met een theoretische basis want F. las graag en was zeker niet een dom meisje.

Omdat F. zich verplicht voelde om alle openingen en feestjes bij te wonen en tegelijkertijd integere kunst op topniveau wilde maken, in combinatie met haar eigen demonen en een niet te onderschatten gebrek aan een echte liefde, raakte F. spijtig genoeg langzamerhand overspannen, kreeg op een gegeven moment angstaanvallen en moest naar een psycholoog. Ik heb niet zo veel contact meer met F., ze woont niet in de buurt maar ik weet dat ze nu kunstgeschiedenis studeert en probeert te schrijven. Ik geloof niet dat ze nog foto’s maakt.


Verschenen in hARt #48, maart 2009