Kunstenaars kunnen misschien niet zo goed vergaderen, ze zijn meesters in het al improviserend opzetten van tentoonstellingen. Het enige wat een kunstenaarsgroep nodig heeft, is een pand met electriciteit en daarna begint het balletje vanzelf wel te rollen. In 2006 werd nog door meer dan zeventig kunstenaars meegewerkt aan de grote groepstentoonstelling ‘Extra sic’, die een viering (en de afsluiting) was van het 10-jarig bestaan van de bescheiden onafhankelijke tentoonstellingsruimte Factor 44. De hal werd voorheen gebruikt door de gesubsidiëerde kunstinstelling ExtraCity, dat er een aantal ambitieuze tentoonstellingen heeft gehouden. Nochtans vond een groot deel van de naar schatting ongeveer 1400 mensen die ‘Extra sic’ bezochten in het enige weekend dat het bestond, deze tentoonstelling de beste die ze hadden gezien in die ruimte.
Het begon met het ter beschikking krijgen van het gebouw, ongeveer anderhalve maand voordat ‘Extra sic’ zou openen. Er was geen budget. De tentoonstelling zou niet gecureerd worden, alle gevraagde kunstenaars konden zelf beslissen wat ze wilden tonen maar omdat de ruimte niet geschikt was voor het droogjes ophangen van schilderijen, foto’s of tekeningen, werden voornamelijk kunstenaars benaderd die installaties, performances, videowerk of beelden maken.
Op de eerste bijeenkomst in de ruimte waren zo’n twaalf mensen aanwezig, die zich vertwijfeld afvroegen hoe in vredesnaam deze gigantische hal gevuld zou kunnen worden. Binnen een paar weken gonsde het plan voor de tentoonstelling rond en groeide de lijst vanzelf aan tot meer dan zeventig namen. Er moesten op een gegeven moment zelfs mensen worden geweigerd.
Een week voordat de opening van ‘Extra sic’ zou plaatsvinden, was de betonnen hal, zo groot als een half voetbalveld, nog helemaal leeg. Een deel van de deelnemende kunstenaars heeft dagenlang in deze ijskast aan nieuwe werken gebouwd, vaak tussen hun gewone jobs door. Toen uiteindelijk, nog geen uur voordat de tentoonstelling werd geopend, alle lampen op de goede plaats hingen en de laatste rondslingerende rommel was opgeruimd, viel ineens alles op zijn plaats. Ondanks de kou – een goede kachel kon helaas niet geregeld worden – waren er binnen korte tijd vele honderden bezoekers binnen, waarvan een groot deel tot laat in de nacht bleef, doordat een dansvloer het publiek warm hield.
‘Extra sic’ was niet een tentoonstelling, waarvan alle werken voorzichtig en theoretisch verantwoord met elkaar waren uitgebalanceerd, maar het plezier van het maken en meedoen, in combinatie met de soms monumentale ingrepen en de rake intuïtieve keuzes van alle kunstenaars met betrekking tot de ruimte en elkaars werk, straalde aan alle kanten er zo energiek vanaf, dat het evenement als geheel naar een niveau werd getrokken waar exposities in de officiële circuits zelden of nooit aan raken.
Ik heb het ontstaan van ‘Extra sic’ van dichtbij meegemaakt en als je ziet waartoe kunstenaars in staat zijn als bijna onuitgesproken alle neuzen dezelfde kant opwijzen, dan is het heel moeilijk te begrijpen waarom museale instellingen zo’n bureaucratische machinerie nodig lijken te hebben om hun programma moeizaam draaiende te houden.
Onlangs werd er op een veel kleinere schaal met een soortgelijk enthousiast optimistisme een tentoonstelling gehouden in Antwerpen. Dit maal in een galerietje met daarin werken van 47 kunstenaars. ‘Victim Design’ heette het. Bijna zou ‘Victim Design’ doorstomen tot in het MuHKA, wat als volstrekt autonoom, curatorloos en alleen vanuit vibes opererend gegeven een fantastische ingreep had kunnen zijn. Helaas liep het plan vast, het raakte onmiddellijk onwrikbaar verzonken in het moeras dat een logge museale instelling kan zijn.
Het treurigste is nog wel, dat het project waaraan ‘Victim Design’ in het museum zou deelnemen een viering zou zijn van de door de Franse Fluxus kunstenaar Robert Filliou in het leven geroepen ‘Verjaardag van de kunst’.
Verschenen in hART #46, januari 2009
Het begon met het ter beschikking krijgen van het gebouw, ongeveer anderhalve maand voordat ‘Extra sic’ zou openen. Er was geen budget. De tentoonstelling zou niet gecureerd worden, alle gevraagde kunstenaars konden zelf beslissen wat ze wilden tonen maar omdat de ruimte niet geschikt was voor het droogjes ophangen van schilderijen, foto’s of tekeningen, werden voornamelijk kunstenaars benaderd die installaties, performances, videowerk of beelden maken.
Op de eerste bijeenkomst in de ruimte waren zo’n twaalf mensen aanwezig, die zich vertwijfeld afvroegen hoe in vredesnaam deze gigantische hal gevuld zou kunnen worden. Binnen een paar weken gonsde het plan voor de tentoonstelling rond en groeide de lijst vanzelf aan tot meer dan zeventig namen. Er moesten op een gegeven moment zelfs mensen worden geweigerd.
Een week voordat de opening van ‘Extra sic’ zou plaatsvinden, was de betonnen hal, zo groot als een half voetbalveld, nog helemaal leeg. Een deel van de deelnemende kunstenaars heeft dagenlang in deze ijskast aan nieuwe werken gebouwd, vaak tussen hun gewone jobs door. Toen uiteindelijk, nog geen uur voordat de tentoonstelling werd geopend, alle lampen op de goede plaats hingen en de laatste rondslingerende rommel was opgeruimd, viel ineens alles op zijn plaats. Ondanks de kou – een goede kachel kon helaas niet geregeld worden – waren er binnen korte tijd vele honderden bezoekers binnen, waarvan een groot deel tot laat in de nacht bleef, doordat een dansvloer het publiek warm hield.
‘Extra sic’ was niet een tentoonstelling, waarvan alle werken voorzichtig en theoretisch verantwoord met elkaar waren uitgebalanceerd, maar het plezier van het maken en meedoen, in combinatie met de soms monumentale ingrepen en de rake intuïtieve keuzes van alle kunstenaars met betrekking tot de ruimte en elkaars werk, straalde aan alle kanten er zo energiek vanaf, dat het evenement als geheel naar een niveau werd getrokken waar exposities in de officiële circuits zelden of nooit aan raken.
Ik heb het ontstaan van ‘Extra sic’ van dichtbij meegemaakt en als je ziet waartoe kunstenaars in staat zijn als bijna onuitgesproken alle neuzen dezelfde kant opwijzen, dan is het heel moeilijk te begrijpen waarom museale instellingen zo’n bureaucratische machinerie nodig lijken te hebben om hun programma moeizaam draaiende te houden.
Onlangs werd er op een veel kleinere schaal met een soortgelijk enthousiast optimistisme een tentoonstelling gehouden in Antwerpen. Dit maal in een galerietje met daarin werken van 47 kunstenaars. ‘Victim Design’ heette het. Bijna zou ‘Victim Design’ doorstomen tot in het MuHKA, wat als volstrekt autonoom, curatorloos en alleen vanuit vibes opererend gegeven een fantastische ingreep had kunnen zijn. Helaas liep het plan vast, het raakte onmiddellijk onwrikbaar verzonken in het moeras dat een logge museale instelling kan zijn.
Het treurigste is nog wel, dat het project waaraan ‘Victim Design’ in het museum zou deelnemen een viering zou zijn van de door de Franse Fluxus kunstenaar Robert Filliou in het leven geroepen ‘Verjaardag van de kunst’.
Verschenen in hART #46, januari 2009