Ooit, in een ver verleden, is het idee ontstaan dat kunstenaars het beste zouden gedijen op zolderkamertjes. Geld-, liefdeloos en eenzaam zou de kunstenaar tot de schepping van zijn beste werk komen, dat nooit bij leven erkend zou worden maar pas enkele decennia na het overlijden van de kunstenaar zou worden beschreven in superlatieven.
Dat is een overgeromantiseerde gedachte. De kunstenaar heeft misschien meer rust aan zijn hoofd nodig om zijn werk te kunnen doen dan de meeste mensen, maar daar staat tegenover dat de kunstenaar bijzonder bedreven is in het op café gaan, het deelnemen aan etentjes en het bezoeken van feestjes. Zo asociaal en eenzaam is de kunstenaar niet.
Ook zijn verreweg de meeste kunstenaars naarstig aan het tentoonstellen of zichzelf anderszins naar buiten aan het brengen. Wat men maakt moet gezien worden, waarvoor zou de kunstenaar het anders maken? Natuurlijk maakt de kunstenaar werk voor zichzelf, maar als het daarbij zou blijven zou het hele concept ‘kunst’ iets totaal anders zijn: privé en geheim. Mensen, die dingen maken, willen dat dat werk gezien en erkend wordt en bij voorkeur ook nog bejubeld.
Dat wil niet zeggen dat alle kunstenaars rijk en beroemd willen worden, maar veel kunstenaars hopen zichzelf op de een of andere manier op de wereldkaart te zetten. Dat zit in het systeem van het kunstenaarsschap. Kunstenaars zijn geen kunstenaars omdat ze een ‘low profile’ willen houden. Kunstenaars hebben de neiging om weinig mogelijkheden voorbij te laten gaan om hun werk te kunnen laten zien.
Vreemd genoeg staat juist een groot aantal kunstenaars wantrouwig of onverschillig tegenover het gebruik van het medium televisie voor het verspreiden van kunst, omdat televisie per definitie letterlijk en figuurlijk nogal plat is. Televisie heeft echter een groot voordeel. Het heeft een heel groot bereik. Doordat het potentiële publiek via het scherm kunst binnenkrijgt kunnen mensen, die normaal gezien niet snel een tentoonstellingsruimte binnenstappen, over hun drempelvrees geholpen worden. Dus kan televisie er aan bijdragen om de belangstelling voor kunst vergroten, wat goed is voor de kunst in het algemeen en de kunstenaar in het bijzonder.
Binnenkort wordt het televisieprogramma ‘De Canvascollectie’ uitgezonden op Canvas. Dit is een soort ‘Idool’ voor kunstenaars, met provinciale voorrondes en jury’s en camera’s. Iedereen die wat te laten zien had, kon zich inschrijven. Er waren doorheen Vlaanderen meer dan 3500 inschrijvingen, variërend van bekende namen uit de kunst tot uw aquarellerende buurvrouw.
Helaas hebben een aantal hardwerkende jonge kunstenaars hun werk niet inzonden voor ‘De Canvascollectie’. Misschien komt dat door de angst voor de manipulatie van de redactie, de montage en het toevoegen van dramatiserende muziekjes en commentaarstemmen. Televisie is een kanaal, een manier om informatie door te sluizen, voornamelijk met als doel te entertainen. Men moet televisie daarom niet te serieus opvatten. Alleen al uit humoristische overwegingen hadden alle kunstenaars hun werk moeten inzenden.
Doordat veel jonge kunstenaars het niet zien zitten om hun werk binnen de context van televisie te tonen, blijft het interessantste en meest recente deel van de kunst nog steeds onzichtbaar. Dat is in bepaalde opzichten een aantrekkelijke gedachte. Het is relatief veilig, want als je drie seconden op televisie komt met je werk en de redactie van het programma uit entertainment-overwegingen juist die drie seconden besluit uit te zenden waarin je per ongeluk uit verband getrokken gestotterde stommiteiten uitkraamt, dan is daar niets meer aan te doen. Heel je reputatie naar de haaien in drie seconden. Het is een risico, maar men moet bereid zijn dat risico te nemen voor de verspreiding van kunst. De kans bestaat dat er dan een verdieping in het programma zou worden aangebracht. Televisie kan laten zien dat we er zijn en dat we wel degelijk midden in de wereld staan. En dat we niet geld-, liefdeloos en eenzaam zogenaamd ons lijden cultiveren, verstopt op zolderkamertjes.
Maart 2008