Het duurde even, maar we zijn dan toch uiteindelijk Hier en Nu aangekomen. Eerst pompte het heelal zichzelf op en klonterde materie samen om sterrenstelsels en planeten te vormen. Op deze planeet moest er water komen, en zuurstof. Daarna kwamen er bacteriën, meercelligen, plantjes en diertjes. Toen werd de placenta ontwikkeld en daarmee de zoogdieren. Eén van die zoogdieren was een aapachtige, die evolueerde naar de – u raadt het al – mens. Het hele proces vanaf de eerste bacterie werd, en wordt, gestuurd door iets dat ‘natuurlijke selectie’ heet, maar dat betekent meer dan alleen maar ‘de sterkste overleeft’, want evenzeer krachtig is de ‘seksuele selectie’. De seksuele selectie werd in het leven geroepen op het moment dat sommige cellen, of celgroepen, niet meer wilden ‘voortplanten’ via eenvoudige celdeling, waarbij iedere cel een kopie is van de voorgaande, maar besloten om een andere groep cellen aan te wijzen als ‘het andere geslacht’. Er zijn ook mannetjes- en vrouwtjesbomen, dus het is iets dat al heel vroeg in de evolutie op deze aarde is gebeurd.
Het is zaak om bij dit biologische selectieproces goed in de gaten te houden of de eventuele aanstaande paringspartner uiterlijke tekenen vertoont van een goede ‘genetische fitness’ op meerdere vlakken, ook al zou dit soms tegen de voordelen van de natuurlijke selectie in gaan. Een bekend voorbeeld is de pauw. Een mannetjespauw heeft een hele grote staart. Hoe groter en hoe mooier de staart, hoe liever de vrouwtjespauwen hem kiezen als doorgeefluik voor althans de helft van haar genen. Maar de staart van een mannetjespauw zorgt er wel voor dat hij veel minder snel kan wegvluchten voor een vos. Vanuit het standpunt bekeken van de natuurlijke selectie kan men zich afvragen waarom die staart er dan is.
Mensen zijn nogal kale en kleurloze wezens om te zien vergeleken met de meeste andere zoogdieren. Als bij de vroege mens de selectieprocedure zich zou hebben beperkt tot mooie, gespierde en symmetrische lijven, dan zou de hele wereld nu uit supermodellen bestaan. Kijk om u heen en u ziet dat dit niet het geval is. Kortom, er moet iets zijn, waarop wij nog meer selecteren. De meest waarschijnlijke kandidaat is onze hersenen. We hebben hele grote hersenen, de grootste, in verhouding tot ons lichaam, van alle diersoorten. De nadelen zijn onder meer de pijnlijke bevalling van ons nageslacht en sporadische nekpijn. De meest belangrijke bijwerking van de ontwikkeling van onze zelfreflecterende intelligentie is een nieuw soort evolutie: de culturele evolutie.
De omvang van onze hersenen an sich is voor onze selectieprocedure niet zo belangrijk, het gaat er meer om wat je ermee doet. Oplossingen bedenken voor problemen, bijvoorbeeld. Of een hele goed oog-hand coördinatie hebben. Of verhalen kunnen bedenken. Of een paard zien rennen, en dat natekenen in een grot om redenen waar wij naar kunnen gissen, maar dat als neveneffect heeft dat de tekenaar in kwestie hiermee een bepaalde graad van genetische fitness aangaf en zich hiermee hoger op de ladder van begeerlijkheid voor het andere geslacht zette.
Kunst maken zou een uit de hand gelopen blauw oog in een pauwenveer kunnen zijn. Eeuwenlang werd de bekwaamheid van een kunstenaar afgemeten aan zijn of haar mogelijkheden om een beeld te maken uit het niets, dat iets moest voorstellen dat gekoppeld was aan de werkelijkheid, of de religieuze werkelijkheid. Hoe dichter die werkelijkheid werd benaderd, hoe knapper de kunstenaar. Lichte verschuivingen in stijl staan in die eeuwen niet in verhouding tot de komst van Marcel Duchamp en zijn wc-pot. De wc-pot was een kwestie van tijd. Tenslotte had de gefotografeerde werkelijkheid de geschilderde werkelijkheid al overtroffen, in de ogen van een groot deel van de mensheid.
Hier en Nu zitten we dan, als hedendaagse kunstenaars tegenover de Rest van de Wereld, met een biologisch sociaal cultureel probleem opgescheept, wat binnen het meest recente deel van onze culturele evolutie nog niet goed is opgelost. Want hoe meet je als argeloze seksueel selecterende partij in vredesnaam de genetische fitness af van iemand, die een wc-pot in een museum plaatst?
December 2007