Omdat tegenwoordig, in navolging van Nederland, ook in België de kunstenaar zich volgens de overheid als een cultureel ondernemer zal moeten gaan gedragen, zal ik wat tips geven, die kunnen helpen om deze transitie voor de kunstenaar gemakkelijker kunnen maken. Ik ken dat Nederlandse systeem enigszins.
Alle openingen, etentjes, koffietjes en feestjes, waarbij één of meerdere collegae aanwezig zijn, heten vanaf nu ‘netwerkbijeenkomsten’ en zijn dus voorbeelden van uw actieve culturele onderneming. Als u in een jolige bui uw website doorgeeft aan een dronken curator of op straat uit uw achterzak een fotootje verliest van uw laatste werk, dan mag u dat ‘aquisitie’ noemen. Als u uw werk in het raam aan de straatkant zet of in een tentoonstelling extra laat opvallen door er tien bouwlampen op te richten, heet dat ‘exposure’. Uw werk is nu uw produktie en u zou desgevraagd precies moeten kunnen vertellen waar deze uit bestond. U mag alles aanvoeren, ook post-its waarop u kriebelde tijdens een telefoongesprek, maar dit zijn geen kriebels, dit zijn ontwerpschetsen. Een voorbeeld van de produktie van een cultureel ondernemer gedurende een bepaalde periode kan zijn: 145 volgetekende post-its, 7 achterkanten van Electrabelfacturen, 76 bierviltjes, 23 rondslingerende A4tjes, 12 testen voor een animatie, 26 beelden, waarvan er nog maar drie bestaan want die zijn opgebouwd uit de klei van de rest, 14 tekeningen van 30x40 cm, 10 tekeningen van 60x80, drie videoinstallaties, die nu alweer zijn afgebroken omdat ze alleen tijdens tentoonstellingen te zien waren, en 319 snapshots van situaties, die u anders zou vergeten en misschien ooit heel belangrijk kunnen zijn.
Als u door de stad drentelt omdat u naar de FNAC moest om daar een kabeltje te halen, maar de post-it waarop u het type kabeltje had geschreven onleesbaar blijkt te zijn geworden door de hoeveelheid ontwerpschetsen die u daaromtrent erop had gekriebeld en u dus onverrichterzake huiswaarts moet keren, maar onderweg naar de uitgang verdwaalt op de boekenafdeling en daar verstrooid door een kunstboek bladert, dan doet u aan ‘research’. Als u naar een tentoonstelling gaat, bent u de concurrentie aan het uitchecken. Gaat u op atelierbezoek bij een bevriende medekunstenaar, dan doet u aan bedrijfsspionage. De oom, die u helpt bij het invullen van de belastingpapieren is per direct gepromoveerd tot uw accountant. Wanneer u zonder caffeïne en/of nicotine niet functioneert, zijn zowel al uw koffies als uw tabak belastingaftrekbaar, vergeet dat niet.
Omdat u in een database vol kunstenaars staat vanwege uw statuut, uw lidmaatschap van een vakbond of een verkregen beurs, verschijnt in uw mailbox regelmatig een aanbod met cursussen die u kunt volgen om een brave cultureel ondernemer te worden, zoals ‘Netwerken’, ‘Exposeren in een galerie’ of ‘Positionering’.
Alles wat hierboven staat moet bijdragen aan het ‘professionaliseren’ van uw kunstpraktijk. De beleidsmakers hebben besloten, dat kunstenaars, bij gebrek aan een betere omschrijving, bij de ondernemers horen. Als autonoom kunstenaar bent u dan ook doorgaans geen werknemer, maar doet u gewoon uw ding. En terecht, want u doet uw ding niet zoals dat twintig jaar geleden werd gedaan, u doet uw ding in uw tijdsgeest want u kunt niet anders en dus was u al een cultureel ondernemer op uw eigen voorwaarden, lang voordat de overheid de term had bedacht en de voorwaarden wilde gaan stellen.
Gelukkig hebben de meeste kunstenaars zo min mogelijk met de overheid te maken en bent u autonoom genoeg om u doorgaans niets van uw nieuwe status te hoeven aantrekken. U zult alleen zo nu en dan een lichte rilling voelen, die tegen uw ruggengraat opkruipt. U zult het gevoel in eerste instantie niet herkennen, maar na een tijdje weet u wat het is: het vage besef dat ergens ver boven uw hoofd met woorden geschoven wordt totdat uw kunstenaar-zijn - en al de lucht die daaromheen zit - in een kartonnen doos, volgestoken met wollige termen en holle bepalingen, past.
oktober 2008