Artikel hARt #123: Volwassen Videokunst - over Art Rotterdam Projections 2014

‘Projections 2014’ op Art Rotterdam

Het is opmerkelijk dat het beste recente overzicht van actuele videokunst in de ruim bemeten regio plaatsvond tijdens de commerciële kunstbeurs Art Rotterdam. Hoewel er wel degelijk videowerken zijn verkocht, leken de deelnemende galeries hun selectie eerder op artistiek prestige dan op commercieel resultaat te hebben gebaseerd. Gelukkig maar, want dat leverde een interessante internationale showcase op die zich onderscheidde van de presentaties in de booths door een consistent hoge kwaliteit.

Alexandra CROUWERS

Maar is het werkelijk zo vreemd dat juist op een kunstbeurs een dergelijke museale tentoonstelling te zien was? Je kunt je afvragen waar zo’n verzameling naartoe kan buiten de festivals, waar deze zelden optimaal vertoond kan worden. In Nederland werden belangrijke organisaties op dit vlak, zoals Montevideo, de laatste jaren wegbezuinigd en in België lijken buiten het Brusselse argos weinig instellingen de middelen, fut of wil te hebben om dit minder traditionele medium een centralere plaats te geven.

Met achttien deelnemende galeries aan ‘Projections’ en evenzoveel werken kan moeilijk een conceptuele eenheid worden verwacht, maar selectie viel grofweg uiteen in drie categorieën. Als eerste de werken met een documentair karakter, waaraan een meer theoretische basis ten grondslag ligt – kortweg de ‘praatfilms’. Daarnaast waren er een aantal narratieve films met een experimenteel karakter in vorm en inhoud te zien en de laatste onderverdeling kan omschreven worden als de puur visuele ervaring van het bewegend beeld.

Vanzelfsprekend waren er minder geslaagde projecties, zoals het nogal verstrooide webbased project van collectief JODI door Bergarde galleries. Ook D + T Projects sloeg de plank mis door een wat context-loos fragment van Nicoline van Harskamps ‘Yours in Solidarity’ te tonen, in plaats van een volledig werk. Een wat bizarre keuze gezien de hoogte van het bedrag dat de galeries moesten neerleggen om aan ‘Projections’ deel te kunnen nemen.

De organisatie van Art Rotterdam had door die financiële ruimte duidelijk grip op zowel de technische als ruimtelijke presentatie. De tentoonstelling - om het dan maar zo te noemen - zag er schitterend uit. Ook de films straalden van professionaliteit. De veelal vrijblijvende DIY videokunst, die in de jaren ’90 van de vorige eeuw de video-hype voedde, is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor schier onzichtbare technische hoogstandjes op montage- en bewerkingsvlak.

Zo presenteerde Geukens & De Vil ‘Stasis’ van Ruben Bellinkx, dat ook deel uitmaakte van zijn gelijknamige solotentoonstelling in Be-Part. Het werk houdt het midden tussen een video-sculptuur en de verbeelding van een verstild ritueel; een onwaarschijnlijk beeld van mannen die tafels van de grond houden door het tafelblad tussen hun kaken te klemmen, eindigend in een acrobatisch kaartenhuis van deze gestapelde mannen met tafels. De opbouw van de film was wellicht iets té evenwichtig; naar het einde toe hadden wel enkele shots weggelaten kunnen worden.

Een andere uitschieter was ‘Priapus Agonistes’ van de Amerikaanse Mary Reid Kelley, gebracht door de Britse galerie Pilar Corrias. Kelley’s werken verwijzen expliciet naar het cinematografisch expressionisme van bijvoorbeeld ‘Das Cabinet des Dr. Caligari’ en de Dadaïstische film. Op haar inmiddels herkenbare wijze wordt een bij vlagen komische adaptatie van de mythe van de Minotaurus, compleet met Ariadne en Theseus, gebracht. Deze surrealistische vermenging van beeldstijl, geluid (alle stemmen in deze vertelling zijn van Kelley zelf) en thematiek werkt dankzij de cinematografie, de details in de kostuums, de (digitaal) bewerkte decors en de buitensporige maskers van de karakters.






Er kon nog meer gelachen worden bij het werk van de Fin Erkka Nissinen (Ellen de Bruyne projects). Deze nieuwste film heet ‘Tilaa massa tilassa massa litassa maalit: ali tila’; een catchy titel waarop Google translate vast liep en na een hernieuwde poging met niets beters op de proppen kwam dan ‘Abonneer u op de ruimte door Lita doelen: onder-status’. Het idee voor de film lijkt begonnen te zijn als een stomdronken commentaar op intermenselijk gedrag en wordt uitgevoerd in vals gezongen liedjes, scènes van criminele of huishoudelijke aard, opmerkingen op de gebruikte filmtechnieken, een geïntegreerd zijspoor in 3D-animatie, muffins en lichtelijk hysterische inner spaces van enkele betrokkenen, verbeeld in een emmer. Deze gesublimeerde tegenhanger van ‘Being John Malkovitch’ speelt zich af op een reeks non-descripte locaties en is volstrekt absurd, maar door een strak gecontroleerde cameravoering en montage onverwachts samenhangend. Het werk is via Nissinen’s website in het geheel te bekijken, waar duidelijk wordt dat de projectie deel uitmaakt van een installatie.

Akinci bracht Miguel Angel Rios’ ‘The Ghost of Modernity - lixiviados’, een deel uit een reeks ‘Ghosts of Modernity’, waarin een transparante kubus van 2,5 meter hoog, breed en diep door Zuid-Amerikaanse landschappen zweeft; een overtuigend staaltje video-bewerking waarin de grens tussen digitaal en fysiek verdwenen is en een poëtisch wonder overblijft, ook zonder alle conceptuele verwijzingen naar de (post)moderne kunsthistorie.

De kwaliteit van ‘Projections 2014’ en de unaniem positieve reacties op deze show vanuit de pers en het publiek toont aan dat videokunst wereldwijd stiekem volwassen is geworden. Dit overzicht vraagt ontegenzeggelijk om meer.


Lees meer >>

Ooit: catalogustekst voor 'Golden Power' van Filip Vervaet

De onderstaande tekst is de volledige begeleidende tekst voor de tentoonstelling 'Golden Power' van Filip Vervaet. Deze is nog tot 8 september vrij te bezichtigen in Park Ter Beuken in Lokeren. De tekst kan in het park uit een drankautomaat worden gehaald, samen met een blikje Golden Power, een energiedrank. Een verkorte bewerking van deze tekst verscheen in hARt #113. 

drankautomaat met catalogusteksten en op de achtergrond 'Speakers Corner'
 

Ooit

Ooit was de Natuur nog een ontzagwekkende wildernis, waarbij het gevaar van achter elke boomstam loerde. De natuur was nog down to earth, vooral als de regen zandpaden in drassige plassen veranderde en bossen een noodzakelijk kwaad waren om met paard en wagen doorheen te modderen. De natuur begon meteen buiten het erf, de dorpsrand of de stadsmuur en we wisten niet hoe snel we er weer uit moesten raken. Tegenwoordig reizen we naar de natuur per automobiel of vliegtuig.

In de wouden van Zweden lijkt het alsof je op de bodem van een stormzee staat. Op de grond is het bijna windstil, terwijl boven het hoofd de wind van tientallen kilometers ver door de boomtoppen in golven van ruis komt aangerold. Hier hebben we parken, aangelegde en netjes onderhouden 'natuur'.

Het liefst ziet de mens de natuur als een diorama, met overzichtelijke wandelpaden en ravottende konijntjes. In de eigen tuin kunnen dan watervalletjes, siervijvers, tuinkabouters en prieeltjes worden toegevoegd, gezellig. Het is een gewoonte die wortelt in de vroege 19e eeuw, toen kasteelheren splinternieuwe ruïnes en kloeke nepgrotten in hun tuinen van parkformaat lieten bouwen. Er werd een stichtelijke hoeveelheid exotische planten toegevoegd, ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek.

Maar net als de ongetemde natuur sterft een park iedere herfst, glijdt het iedere winter in een coma en wordt het in de lente weer wakker. De natuur is het meest angstaanjagend op een zonnig middaguur in de late lente of vroege zomer: wanneer de bladeren van de bomen en struiken vers zijn en zó dicht, dat hun schaduw de zon opslokt. Dan laten de bomen hun tanden zien. Zelfs in een paradijselijk park. Misschien is de natuur juist daar wel het angstwekkendst, omdat de argeloze wandelaar nergens op bedacht is.

Filip Vervaet houdt niet van groepstentoonstellingen, althans niet om er aan deel te nemen. Zijn werken gaan met elkaar een relatie aan waardoor een wereld wordt gesponnen, een web tussen de schaal der dingen, uit de bocht gevlogen ideeën en een opmerkelijk vrolijke benadering van naargeestigheid en loerende gevaren. Een individueel werk van Vervaet verschijnt al als een waanbeeld, maar de samenkomst van die werken in een omgeving als een park kan niet anders dan hallucinant zijn. Park ter Beuken, met haar Romantische 19e-eeuwse inrichting, is een decor voor een sprookje en een gebladerd kader voor de ingrepen van Vervaet.

Wij nemen niet alles bewust waar, ook al valt het binnen ons gezichtsveld. Onze waarneming is een continu proces van selecteren, groeperen en interpreteren van waanzinnige hoeveelheden informatie. Na een autorit over een snelweg kan een chauffeur zich nauwelijks meer herinneren met welke verkeerssituaties hij zich heeft beziggehouden. Het brein splijt zich in tweeën: abrupte veranderingen trekken onze aandacht, maar als er niets buitengewoons lijkt plaats te vinden, vallen onze hersenen terug op het lui aan elkaar puzzelen van aannames: over een autobaan lopen geen voetgangers en in een park roteren rododendrons niet om hun as.

Turning Shrub, Filip Vervaet, 2013
De meest voorkomende hallucinatie is het horen roepen van de eigen naam. Als vertrouwde voorwerpen, objecten of personen worden vervormd, lijken te krimpen of te groeien - of ze er nu in werkelijkheid zijn of niet - noemt men dit toepasselijk het Alice-in-Wonderland syndroom. Het formaat van beeldende kunst wijkt veelal uit praktische overwegingen af van de menselijke schaal, maar bij Vervaet is de schaal een wezenlijk onderdeel van het werk. De objecten zijn te groot of te klein, en ook als het werk levensgroot is, lijkt het van formaat te zijn veranderd - er klopt iets niet. Om met de kunstenaar mee te kijken moet voortdurend van perspectief verschoven worden, vooral omdat sommige werken in eerste instantie alleen waargenomen worden vanuit de perifere schaduw van de ooghoek. Een boom meer of minder in een park valt niet op, maar bij nadere beschouwing kan die boom evengoed een bevreemdende maxi-versie van een miniatuurspar zijn.

Duivelswerk

Niet alleen de verschijningsvorm van Vervaet's werken is hallucinant, ook zijn artistiek denkproces vertoont bokkensprongen. Het ondergrondse werk 'The Psychedelic Cave of Plato' is het beste te zien door te bukken of te hurken. Een Velux-raam in het gras - op zich al een merkwaardig verschijnsel - biedt weliswaar een rechtstreeks zicht op het beeld, maar wat is er nu eigenlijk te zien?

Vervaet zocht een eenvoudige oplossing voor een idee: een zicht op de binnenkant van de aarde. Daarvoor wilde hij in eerste instantie een vorm van een stalactiet in de grond zetten, maar kwam tot de conclusie dat een bestaand 19e-eeuws bronzen standbeeld, ondersteboven in de grond begraven, zowel toepasselijker als gemakkelijker zou zijn. Het grillige oppervlak van de holle binnenkant simuleert als vanzelf een grot. In de opslag van het Middelheim Museum in Antwerpen ging hij op zoek naar een bruikbaar beeld.

Helaas vond Vervaet daar geen geschikt beeld en zag hij zich genoodzaakt om verder te zoeken. Hij raakte geïnteresseerd in één van de grote archetypische sculpturen uit het einde van de 19e eeuw: ‘De Denker’ van Rodin. Als onderdeel van de ‘Poort naar de Hel’ was dit een interpretatie van ‘Inferno’, het eerste deel van Dante’s ‘Goddelijke Komedie’, waarin schuld, zonde en boete centraal staan in een reis door de negen kringen van de hel.

Reizen door kringen of zones van de onderwereld bestaan al van voor het Grieks-Romeinse Hades, waar men raakt door de rivier Styx over te steken. Het Egyptische Dodenboek geeft een heldere indruk van de weg die een overledene moet volgen totdat deze in de onderwereld door Osiris wordt toegelaten, ofwel door Ammit aan stukken wordt gereten. De Noordse kosmologie heeft een aanzienlijk gecompliceerdere kijk op de zaken. Daar kan de dode terecht bij verschillende goddelijke instanties, of belandt in Fólkvangr, Valhalla of Niflheim, waar de godin Hel door Odin in werd gesmeten. Zij waakt over degenen die een natuurlijke dood zijn gestorven. Daarnaast bestaan er drie onderwerelden, die deel uit maken van negen ‘thuiswerelden’. Deze worden verbonden door de kosmische boom Yggdrasill.

Rodin noemde zijn beeld ‘De Dichter’, in een verwijzing naar Dante zelf, maar vanwege de contemplatieve houding werd het beeld al snel omgedoopt tot ‘De Denker’, waarbij ineens verwijzingen naar Plato als proto-filosoof opdoken. Het is opmerkelijk dat Plato’s denkbeelden, zoals deze werden opgetekend in zijn ‘allegorie van de grot’, juist het tegenovergestelde van Dante's helletrip insinueren. Plato's intellectuele odyssee doet denken aan een platform-game, maar dan een van schaduwen en schimmen naar verlichting, van chaos naar orde, en niet handelend over zonde, maar over bevrijding en toenemende kennis.

‘De Denker’ is daarmee een ambigue werk, maar desalniettemin één van de bekendste sculpturen ter wereld. Misschien is het ook één van de meest voorkomende sculpturen ter wereld, aangezien er verschillende exemplaren op bestelling te krijgen zijn in drie formaten: een kleine massa-reproductie uit de winkel van het Rodin Museum van 40 centimeter (€ 695 exclusief BTW), één van 71,5 centimeter, en de grootste van 1 meter 84 hoog.

De verwijzingen naar zowel de Dante’s onderwereld als naar Plato’s grot maakten ‘De Denker’ tot het perfecte beeld om ondersteboven in de grond te steken. Helaas kost het beeld op groot formaat exponentieel meer dan de kleine versie uit de winkel van het Rodin Museum - en begrijpelijkerwijs veel meer dan het budget van een openlucht-tentoonstelling kan toelaten - en dus zat er voor Vervaet niets anders op dan het sculptuur zelf te gaan fabriceren. In zijn atelier reproduceerde hij ‘De Denker’ op klassieke wijze en dat is niets minder dan een Heldendaad. Van dit monumentale kleien beeld is inmiddels niets meer over is behalve enkele foto’s, want alleen de mal was nodig.

'The Psychedelic Cave of Plato’ draait de aarde niet alleen binnenstebuiten, maar ook ondersteboven: het werk is de binnenkant van een sculptuur. Het sculptuur wordt lucht in een atmosfeer van aarde. Het is een negatief sculptuur, een anti-sculptuur in metafysische, maar niet in politieke of kunsthistorische zin – het is de binnenkant van een mal, die ook nog is omgedraaid. Kwade tongen zouden van duivelswerk spreken.

Daarbij kun je het als kunstenaar laten, maar in het menselijk denkproces worden de wildste verbanden gelegd. Ieder individu weeft een web van connecties waar vaak met de beste wil van de wereld geen logica op kan worden toegepast. Vervaet vond dat zijn grot er uit moest zien als een grot, waarin de toeristen-rondleidingen veelal eindigen met een kleurige lichtshow, die bij voorkeur plaatsvindt nabij een onderaards meertje. Daarbij bestaat de kans dat bij sommige bezoekers het idee post vat dat grotten van nature verlicht zijn als discozalen. En zo is ook de binnenkant van ‘De Denker’-grot voorzien van een gekleurde lichtshow. Alles bij elkaar is het werk ‘The Psychedelic Cave of Plato’ een staaltje duizelingwekkende artistieke hersenwerking, en toont het werk de krochten van Vervaet’s brein.

De binnenkant van 'Psychedelic Cave of Plato', Filip Vervaet, 2013

Flessenhals

De menselijke populatie is zo’n 70.000 jaar geleden door een genetische bottleneck gegaan. Deze term komt voort uit genetisch onderzoek naar soorten en populaties, en slaat op het (bijna-) uitsterven van een soort. De bevolking zou in onze bestaanscrisis zijn geslonken tot niet meer dan 10.000 individuen (sommige bronnen veronderstellen zelfs niet meer dan 2.000), wat rond de kritieke noodzakelijke massa van ons voortbestaan lag. Waarom wij er bijna niet meer waren geweest is niet bekend, maar het zou met een vorm van de pest te maken gehad kunnen hebben. Of met klimatologische omstandigheden. In de hand gewerkt door een vulkaanuitbarsting van apocalyptische proporties in het huidige Indonesië. Waardoor de aarde in stof gehuld werd en lang genoeg afkoelde om ons, toen nog woonachtig in Afrika, in de problemen te werken. Chaos heerst in het universum, ook al dacht Plato nog dat hij lang genoeg had doorgeleerd om de mathematisch perfecte waarheid te zien.

Het is interessant dat de vroegste concrete overleveringen van menselijke artistieke uitingen rond of vlak na onze bottleneck-extravaganza opduiken en succesvol over de hele wereld werden overgenomen. Er is geen cultuur die geen beelden maakt. Ook rampscenario’s met betrekking tot ons mensdom zijn globaal. Ons eigen bijna-uitsterven lijkt in ons systeem te zitten: Ragnarök kan ieder moment losbarsten.

Zou onze bijna-dood-ervaring de aanleiding zijn geweest om ons sluimerend talent voor het beelden-maken naar boven te halen? Werden overleveringen van de loerende ondergang de aanleiding om te gaan zoeken naar manieren om altijd te blijven voortbestaan: in onze nachtmerries en dromen, een hiernamaals, de wereld van onze voorouders of het rijk van de goden? Wanneer een groepje mensen zich ziet slinken tot een paar duizend zielen, brengt de dood van elk persoon de grote verdwijntruc een stap dichterbij. Een mens zou van minder naar drugs gaan grijpen in een poging de doors of perception open te zetten naar een parallel universum, waarin we tot voorbij de oneindigheid blijven leven.

Oneindig

In 1938 plaatste Brâncuși letterlijk en figuurlijk een landmark in Roemenië en in de moderne beeldhouwkunst: de meer dan negenentwintig meter hoge ‘Column of Infinity’. Dit werk bestaat uit een opeenstapeling van 17 driedimensionale ruitvormen in zacht goudglanzend geel metaal.

Voordat Vervaet in Park ter Beuken aan de slag ging, moest hij het zelf ontdekken en onderzoeken. Hij ruimde het en passant zelfs op: raapte lege blikjes van tussen de bladeren en wat al niet meer wordt achtergelaten door slordige parkgangers. Terug in zijn atelier stapelde Filip dit afval op elkaar tot een zuil, die hij in brons liet gieten. Deze werd met airbrushtechnieken teruggebracht totdat het er weer uitzag als een ordinaire stapel pmd-afval en bakstenen. Één van de blikjes uit de zuil werd omgevormd tot een blikje van een merk energiedrank met een spirituele naam: ‘Golden Power’.

Deze zuil suggereert geen oneindigheid meer: er werd een kunstmatige rots met aan de binnenkant een complexe vorm van messing polygonen op gezet, die een andere oneindigheid in zich draagt. Door openingen binnen de constructie valt licht, dat verglijdt en blijft reflecteren in de geelmetalen oppervlaktes in deze verblindende grot. Tegelijkertijd is het werk een gereconstrueerde boom met stam en kruin, een mentale verhaspeling van ‘Fir’.

‘Golden Power’ verandert een wandeling door het park in een hallucinatie. Vervaet verhaspelde fenomenen uit park of tuin in buitenaardse manifestaties van verbeelding. 'Well' is een put, 'Fir' is een boom, 'The Psychedelic Cave' is een grot, 'Model for Infinity' is een rots èn een boom. 'Mother Superior' is de art-deco villa uit het park in miniatuur en vanuit dat perspectief sierlijk maar gruwelijk overmeesterd door reuzenplanten in bronzen afgietsels. Dan is er ook de bakstenen 'Speaker's Corner', een stenen podium met daarin speakers en een audio-aansluiting voor een Ipod, een gitaar of een microfoon. Rondhangende jongeren zullen er graag muziek gaan luisteren, maar het is veel passender als een doomsday-profeet er zijn voorspellingen uitschreeuwt of een kwakzalvende waarzegger er versterkt Lokerse dromen komt uitleggen. Dat zijn uitstekende park-activiteiten voor een mooie zondagvoormiddag. Wie zich geroepen voelt: aarzel niet!

Hoe zou een fontein door Vervaet vertaald worden? Ik stel me een werk met een rookmachine voor. Bovenop draait een steigerende eenhoorn van glimmende messing polygonen langzaam rond terwijl hij gekleurd water spuugt. Het zal schitteren in de zomerzon, maar als je beter kijkt is de bodem bedekt met een landschap, dat onherstelbaar verdronken zal blijven. En in de schaduw ligt de gezonken ark van Noach.

De ongetemde natuur is een kannibaal en houdt zich aan eigen regels: wat ervan doodgaat wordt door haarzelf verorberd. Ze is in ieder stadium af; een tuin of park is dat nooit. Altijd moet daar iets worden verplaatst, omgespit of uitgetrokken. Het werk van Filip Vervaet is meer thuis in deze omgeving dan in een tentoonstellingsruimte en Park ter Beuken is heel goed af met zijn werk er in.

Alexandra Crouwers, 2013


Lees meer >>

ARTIKEL hART #103: DE MONUMENTALE KRACHT VAN ZWART


‘Urban Gothic’, een overzichtstentoonstelling van Marc Bijl in het Groninger Museum

DE MONUMENTALE KRACHT VAN ZWART

Op 6 maart opende in het Groninger Museum de eerste grote overzichtstentoonstelling van de in Berlijn levende en werkende Nederlander Marc Bijl. Bijl heeft het laatste decennium flink aan de weg getimmerd. Hij heeft daarbij vooral enige bekendheid gekregen door zijn hergebruik van iconische beelden, waaronder de Amerikaanse vlag, game-heldin Lara Croft, hakenkruisen en pentagrammen, die overgoten werden met zwarte epoxy of in brand werden gestoken.

Alexandra CROUWERS

Dit visuele machtsvertoon verwijst naar de subculturen waar Bijl (Gorinchem, 1970) eerder zelf diep in geworteld was: post-punk, de wat obscuurdere gothic, en de kraakbeweging. Tijdens zijn academietijd in Den Bosch woonde hij in een kraakpand, waar hij een tijd een kraakcafé uitbaatte, en speelde hij basgitaar in een aan Christian Death en Sisters of Mercy verwante band: Götterdämmerung – die overigens nog steeds bestaat. Deze band werd door Bijl omgedoopt tot een ‘art-goth’ band. Zowel de band als de bijbehorende muzikale en culturele stromingen spelen een belangrijke rol binnen zijn artistieke ontwikkeling. Wat voor niet-ingewijden een brute, duistere en ontoegankelijke wereld lijkt, compleet met een occulte en anti-autoritaire symboliek dwepende beeldtaal, vormt de natuurlijke oorsprong van Bijl’s persoonlijke en culturele geschiedenis. Bijl heeft deze tijdens de opbouw van zijn oeuvre weten om te vormen tot een volwaardig monumentenpark, waarvan de som veel groter blijkt dan de opgetelde delen.

DVD & CD 'Urban Gothic' van Götterdämmerung, foto: Marc Bijl
Op afbeeldingen maken zijn werken soms een wat oppervlakkige indruk. Ze lijken een verzameling ideeën te zijn, waarvan enkele zelfs enigszins gemakzuchtig en puberaal genoemd kunnen worden. ‘La rivoluzione siamo noi’, uit 2002, is een polyester versie van de Tomb Raider game-heldin Lara Croft, die overgoten werd met zwarte, glimmende epoxy en met een sigarettenpeuk tussen haar lippen. Ditzelfde werd herhaald met een model van het Vrijheidsbeeld, dat in plaats van een toorts een zwaard opheft. Ook zijn brandende metalen pentagram en vredesteken doen wat simplistisch provocatief aan.

STEPPENWOLF

Toch overstijgt ‘Urban Gothic’ op de verdieping van het Groninger Museum de altijd-en-overal-tegen-aan-schoppende krakers-symboliek. Uit Bijl’s overload aan productie, werd een gecomprimeerde selectie werken van het afgelopen decennium bij elkaar gebracht. Dit maakt ‘Urban Gothic’ samenhangend, helder en, gezien de referenties naar een subcultuur die haar hoogtepunt diep in de jaren ’80 had, verbazingwekkend fris. De pastelkleurige ruimtes zijn thematisch opgedeeld, met telkens een strategisch geplaatste doorkijk naar de volgende ruimte. Hierdoor wordt de eenheid versterkt en ontstaan uit iedere combinatie van voorheen individueel gepresenteerde werken, nieuwe installaties. Deze vermenging van vroegere en recente werken maakt grotere statements mogelijk. De eerdere verheerlijking van een sex, drugs en rock & roll attitude, maakt plaats voor zelfrelativering en een gelaagde ironie, met daaronder een zweem van weemoedige teleurstelling in zowel de eigen subcultuur als de onderliggende mechanismes van de kunstwereld.

Een kenmerk van de anarchistische post-punk kraakcultuur is de visuele aanwezigheid op straat. Een stad zonder spuitbusleuzen met holle, activistische frasen tegen het kapitalisme en voor anarchistische revoluties is eigenlijk geen volwaardige stad te noemen. Bijl heeft door de jaren heen de leegte van die kracht-taal geconstateerd. De vorm wordt nu gebruikt door op de muren van een gang in rode en zwarte spuitverf een lang en duister, maar schitterend citaat uit Herman Hesse’s ‘Steppenwolf’ te plaatsen. Om de straat nog meer het museum in te brengen, plaatste hij een aantal beelden in zijn versie van een bouwwerf – met de esthetiek van hekken, golfplaat en pallets –, waaronder een kleine ruwbouw van grijze steen. Hierop spoot hij de contouren van een gotisch spitsboog-raam.

In een andere ruimte verwijst de constellatie sculpturen rechtstreeks naar een rock-concert, waarbij twee installaties naadloos op elkaar aansluiten. Het werk ‘Teenage Kicks’ (2003) bestaat uit een zwart drumstel op een podium, met daarachter een grote spiegelwand, waarop de cliché-frase ‘live fast, die young’ is gespoten. Doordat er een schedel met een bos rozen in de basdrum is gestoken, lijkt het werk een herdenkings-monument voor Bijl’s eigen jeugdzondes. Bijl is tot het besef gekomen dat zijn eigen gothic-scene, net als iedere groeps- en subcultuur, ook maar uit een verzameling conventies bestaat, waar de deelnemers aan hebben te voldoen om erbij te horen. Dat blijkt uit het werk, dat vóór ‘Teenage Kicks’ is geplaatst. ‘Group mechanism’ (2006), toont tien showroom-poppen, die elk een zwart leren jasje – een icoon van de rock-muziek – dragen, met telkens op de rug een witte, gotische letter. Samen vormen deze letters het woord ‘individual’. ‘Group mechanism’ vormt zo het publiek voor ‘Teenage kicks’. 

'Group mechanism' en 'Teenage kicks', foto: Marten de Leeuw/Groninger Museum

SCULPTURENCONCERT

De wisselwerking tussen de liefdevolle hantering van punk-symboliek met de noodzaak er een bredere, kunsthistorische inhoud aan te geven, zorgt voor een ironisch spanningsveld door de hele tentoonstelling heen. Centraal in ‘Urban Gothic’ staat een grote zaal, waarin Bijl zijn eigen variant op een neoclassicistische beeldentuin plaatste. De zwarte, druipende beelden – adelaars met gespreide vleugels, engelen, zuilen, kortom de grotere decoratie stukken uit een tuincentrum -  staan niet op sokkels, maar eerder op podia: zilver gespoten en gestapelde pallets, met daarin rode en blauwe tl-lichten. De achterwand is gevuld met een batterij luidsprekers, wat de merkwaardige notie dat de toeschouwer zich op een sculpturenconcert bevind letterlijk versterkt. 

foto: Marten de Leeuw/Groninger Museum
De laatste jaren is Marc Bijl in toenemende mate geïnteresseerd geraakt in de integratie van andere kunsthistorische stromingen binnen zijn gotische en neoclassicistische invloeden. Die verwijzingen naar het abstract expressionisme en het modernisme, komen onder meer terug in graffiti-interpretaties van Rothko- en Mondriaanschilderijen. Dat mag een wat onwaarschijnlijke zijstraat lijken, maar er zit een activistische en zelfs een, ten opzichte van de kunstgeschiedenis, bijna cynische grondgedachte achter. Midden jaren ’90 werd een hardnekkig gerucht bevestigd: de Amerikaanse CIA bleek tijdens de Koude Oorlog, via ingewikkelde financiële constructies, de artistieke avant-garde te hebben ondersteund. Bijvoorbeeld Rothko en Pollock kregen onzichtbare zetjes in hun internationale opkomst. Dit werd niet uit overtuiging van de kwaliteiten van de kunstenaars bewerkstelligd. De toenmalige, nog in de marge opererende avant-garde, werd in tot symbool van culturele vrijheid gebombardeerd. Ze kreeg de rol van anticommunistische propaganda; een tegenwicht voor het sociaal realisme, dat achter het IJzeren Gordijn heerste.

Deze toegevoegde kunsthistorische laag binnen Bijl’s oeuvre, zorgt er voor dat ‘Urban Gothic’ het oppervlakkige kringetje van rock, punk en gothic tekens overstijgt. De vroegere neiging tot activistische provocatie door het gebruik van pentagrammen en hakenkruisen naast de ‘ontheiliging’ van grote, internationale symbolen, is daarmee ondergeschikt geworden. Het gaat Bijl er in eerste instantie dan ook helemaal niet om te provoceren of politieke uitspraken te doen, maar veel eerder om het in vraag stellen van overbekende iconen, door ze op een schijnbaar ongecompliceerde manier eigen te maken. 

foto: Marten de Leeuw/Groninger Museum
Het frequente ver-‘Bijlen’ van bestaande grootheden zou omschreven kunnen worden als een opportunistisch sausje, maar draagt vooral bij tot de leesbaarheid van de werken op verschillende niveaus. Naast de veelgebruikte zwarte epoxy, druipt ook letterlijk een bepaald lichtvoetig plezier en een energieke overtuiging in het bedenken, maken en opstellen van de werken. Het zou zelfs tot aanbeveling kunnen strekken om Bijl bij een volgende tentoonstelling een nog grotere ruimte ter beschikking te stellen. Bovenal blijkt uit de technische uitvoering van de werken dat Bijl een prima beeldhouwersoog heeft en, meer nog, een uitstekende scenograaf is.

‘Urban Gothic’ is nog tot 01 April 2013 te zien in het Groninger Museum, Museumeiland 1, Groningen. Open van dinsdag t/m zondag van 10u tot 17u. Daarnaast maakt werk van Marc Bijl deel uit van de tentoonstelling ‘Down on Mainstream’, die tot 25 november 2012 loopt in De Garage in Mechelen.
Lees meer >>

ZAALTEKST VOOR GEOFFREY DE BEER (2009)

Mijn beste Geoffrey,

         je was al vroeg bedorven. De meeste kunstenaars raken gaandeweg hun carrière pas doordrongen van het mistige moeras waarin ze rondtasten als zij van hun atelier naar het publiek kruipen. Jouw bederf daarentegen begon al op de academie, toen je jezelf als assistent van Jan Fabre afvroeg waarom een museumdirecteur zijn eigen tempel afbrak door een project in de openbare ruimte te willen maken met werken, die de taal van de straat niet spraken. Bijna op datzelfde moment voegde je twee flesjes aan de installatie ‘Wirtschafswerte’ van Joseph Beuys toe, in een onweerstaanbare impuls om met het werk te willen communiceren. Dit had als gevolg dat je niet alleen met dat werk communiceerde maar ook met de conservatoren, de curatoren, de museumdirecteur en met de overleden kunstenaar zelf. Je wandelde de smetteloze museumzaalvloeren over tot je bij de gladde witte muren kwam, stapte zonder pardon de deur door waarboven ‘alleen geautoriseerd personeel’ gewaarschuwd wordt en daar stond je ineens backstage, aan de achterkant van het décor.

         Je infiltreerde, je werd een avonturier in een verwarrende wereld die wankel in stand wordt gehouden door zelfgetimmerde conventies. Een ander zou er moedeloos van zijn geworden maar jij werd enthousiaster bij elke grillige absurditeit waar je op stuitte. Je art-jacking acties zijn verfijnde en goed doordachte, maar relatief eenvoudige en soms bijna onzichtbare ingrepen in kunstwerken, die gestaag uitgroeien tot steeds chaotischere webben. Je hebt stiekem een performance van drie jaar uitgevoerd. Je hebt een dossier van centimeters hoog samengesteld uit een paar weken werken in een grote galerie. Je legde een kerstbal in een grasveld en dit wordt verward met een burenruzie. Dat bestaat in het parallelle universum dat kunst heet.

         Je hebt al vroeg dingen gezien, die sommige kunstenaars nooit zullen zien of niet willen zien en daarom schiet je vrolijk door naar een stadium waar de meeste kunstenaars zeer laat in hun leven of zelfs nooit - want dan zijn ze al dood, namelijk - aan toekomen: de reconstructie, conservering en eventuele restauratie, kortom de archeologie van je eigen werk. 

         Lieve Geoffrey, ik vraag me af wat daarna komt want je glijdt op een gegeven ogenblik over de grenzen van de waarnemingshorizon. Ik stel me dan een zwaartekrachtloze staat van verlichting voor in een zachtglanzend rozig universum.


Alexandra Crouwers
November 2009.



Uit 'Art Relics': Guggenheim Bilbao serie



Lees meer >>

ARTIKEL hART#96: EEN DOORLOPENDE BOEKENPLANK

Nog tot 10 juni is in het Waregemse Be-Part de tentoonstelling ‘BOOKSHOWBOOKSHOP’ te zien. Dit kan het eerste kunsthistorisch overzicht van het Belgische kunstenaarsboek genoemd worden en bestaat onder andere uit selecties uit de collecties van kunstwetenschapper, docent en tentoonstellingsmaker Johan Pas en kunstenaar Vaast Colson. Samen met Be-Part hebben zij dit project opgezet.

BOOKSHOWBOOKSHOP IN BE-PART

Onmiddellijk naast de ingang van Be-Part begint een houten constructie, die langs de wanden van Be-Part meandert. Vaast Colson ontwierp deze doorlopende boekenplank, een vitrine waarin de selectie kunstenaarsboeken te zien zijn onder plexiglas. De tentoonstelling is chronologisch naar productiejaar opgezet en begint met ‘Pour une peinture non plastique’ van Jeff Verheyen uit 1960, om te eindigen bij ‘If I Were You’ van Emi Kodama, dat onlangs tijdens de opening van ‘BOOKSHOWBOOKSHOP’ gepresenteerd werd. Die presentatie ging samen met een mooie performance: Kodama las in een afgezonderd hokje een verhaal uit haar boek voor, waar de geblinddoekte luisteraar in een schetsblok een associatieve tekening bij maakte. Tussen het eerste boek en ‘If I Were You’ liggen een slordige 160 producties.

Colson en Pas constateerden een hausse in de, veelal DIY, productie van kunstenaarsboeken. De kunstenaar lijkt het boek, in weerwil van de opkomst van ipads, ebooks en apps, te hebben herontdekt als een alternatief, multi-inzetbaar medium. Een boek hoeft tenslotte niet alleen dienen als documentatie of showcase, maar kan ook benaderd worden als een papieren tentoonstellingsruimte, een mogelijkheid om concepten of schetsen te presenteren of als een werk an sich. Volgens de makers wil de tentoonstelling geen canon zijn van het Belgische kunstenaarsboek, maar is de selectie ontstaan door representativiteit en variatie als uitgangspunt te nemen. Dit resulteert inderdaad in een uitgebreid overzicht van de artistieke mogelijkheden van het boek, dat van ‘Atlas’ van Wim Delvoye, naar Bart van Dijck’s ’10 Dirhams. Souvenirs de Tanger’ tot Dora Garcia’s ‘Steal This Book’ schiet.

Opvallend is de verhoudingswijze oververtegenwoordiging van Antwerpse kunstenaarsuitgaven, in met name de meest recente sectie van het overzicht. Dit werpt de vraag op of de kunstenaars in Antwerpen nu bij uitstek een voorliefde voor het artistieke boek beleven, of dat de selectie werd beïnvloed door de woon- of werkplaats van de samenstellers.

You can’t judge a book by its cover, meldt het Engelse spreekwoord, en daarmee wordt dan ook een vanzelfsprekende bedenking bij de tentoonstelling omschreven. Volgens de begeleidende tekst zou de tentoonstelling een geheugen en discours voorzien ten aanzien van het Belgische kunstenaarsboek. De ontegenzeggelijk esthetische, lange vitrineplank neemt niet weg dat de kijker toch vooral omslagen en enkele opengeslagen bladzijden in zijn geheugen kan prenten. Daar is gezien de natuurlijke beperkingen van een dergelijke tentoonstelling weinig aan te doen. Een klein deel boeken, degenen die nog te verkrijgen zijn, kunnen ingezien worden in de ‘Bookshop’. Het is voor de gemiddelde boekenkijker, zonder voorkennis van de overige boeken, moeilijk een oordeel te vellen over de visuele of conceptuele inhoud. Er is bijvoorbeeld geen curator of zaalwacht, die met witte handschoentjes aan een specifieke uitgave op aanvraag kan tonen, noch een selectie kopieën of digitalisaties van de spectaculairdere uitgaves. Daardoor loopt de tentoonstelling het gevaar erg statisch te worden.

Dit wordt enigszins ondervangen door een tweede luik, dat zich in de kelder van Be-Part afspeelt. Daar is de weerslag te vinden van een, voor deze tentoonstelling geproduceerd, kunstenaarsboek. Hieraan werkten zeven kunstenaars mee, die ieder 25 pagina’s vulden door met een kleurenkopieermachine te werken; een referentie naar Siegelaub en Wendler’s ‘Xerox Book’ uit 1968. Deze stevige uitgave bestaat in een oplage van 100 exemplaren en is in de ‘Bookshop’ te koop. Naast Ria Pacquée, Gerard Herman, Pol Matthé, Petter Morrens, Sophie Nys en Reinaart Vanhoe, participeerde daarin ook Guy Rombouts. Deze kreeg bij uitzondering 26 pagina’s omdat de affaire anders treurig zou uitpakken voor één van de letters in het bijzonder en het Azart in het algemeen.

Achter in de kelder speelt Lieven Segers’ twee uur durende documentaire, die handelt over de opzet en het bijbehorende onderzoek rond het project. De zeven kunstenaarsboek-kunstenaars werden ook bezocht. Een hoogtepunt uit deze film is vooral Ria Pacquée, die exorcistisch door haar huis dwaalt, terwijl zij op dwingende toon een tekst reciteert uit één van de bijbels uit haar verzameling.

Op 13 mei wordt in Be-Part een boekenbeurs georganiseerd met deelnemers uit het alternatieve uitgeverij-circuit, zodat de (beginnende) verzamelaar zijn hart kan ophalen. Op die dag zal er ook een panelgesprek over het kunstenaarsboek plaatsvinden.

‘BOOKSHOWBOOKSHOP’, tot 10 juni in Be-Part, Westerlaan 17
B 8790 Waregem. Open van zondag t/m vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur. ‘Artist’s Book Fair’, zondag 13 mei, van 10.00 tot 17.00 uur in Be-Part.


Lees meer >>

ARTIKEL hART #93: BRRR!

Tot en met 17 maart zijn een aantal werken van de Brusselse performer, schrijver en tekenaar Antoine Boute (1978) te zien in de beschutting van boekhandel Demian in Antwerpen. Boute beschouwt zichzelf vooral als een conceptueel kunstenaar en werkt uitermate discipline-overschrijdend. Daarbij gaat hij regelmatig allianties aan met filmmakers, kunstenaars en muzikanten, zoals Sébastien Rien, JP De Gheest, Mauro Pawlowski en Jean De Lacoste, maar ook met daklozen en leerlingen. Hierbij een korte introductie van Antoine Boute en zijn bij vlagen behoorlijk verontrustende universum. 

BRRR! 


Antoine Boute is filosoof van opleiding, werkte als notaris en – in zijn eigen woorden – ‘experimenteel’ slager en geeft naast zijn vele optredens in Nederland, België en Frankrijk op het ogenblik godsdienstles op een middelbare school. Dat laatste mag op zijn minst een opvallende combinatie met zijn artistiek leven genoemd worden. Ook organiseert hij cross-mediale evenementen, de zogenaamde ‘BRUL-avonden’, in Les Ateliers Claus en het performance-festival ‘Boslawaai’ in het Zoniënwoud in Brussel. Hij verkent de grenzen tussen lichaam, taal, beeld en stem door het gebruik van een groot aantal middelen en media: experimentele romans, poëtische teksten, essays, klankperformances in het Frans en in het Nederlands, conferenties, grafische poëzie, films, performances op het internet, collectieve geschriften met zijn kinderen en speelt samen met Mauro Pawlowski en JP De Gheest in de noise-poetry groep Trio Perte Totale. Hij is de auteur van een tiental boeken, uitgeven in Frankrijk, België en Canada, waaronder Cavales (2005), Du toucher. Essai sur Pierre Guyotat,(2008) en Tout Public (2011). In zijn presentatie ‘Rotweg Pornolettrisme’ bij Demian zijn enkele groot formaat tekeningen, een film, een verzameling artefacten, een behang en een aantal van zijn uitgaves te zien. Kortom, Antoine Boute doet veel maar rijgt zijn bezigheden moeiteloos aan elkaar.

Er zit altijd een gruwelijk gruizige ondertoon in Boute’s werken. Het veelomvattende en verontrustende maar tegelijkertijd humoristische wereldbeeld dat hij de toeschouwer voorspiegelt – met daarin referenties naar een vorm van horror-pornografie, incestueuze acties en psychopathische megalomanie – gaat soms zo ver dat een deel van het publiek wil weglopen tijdens zijn klankperformances, die bij vlagen uit minutenlang keelzangerig grommen, brullen en stotteren bestaan. Boute houdt echter de aandacht stevig vast doordat hij nooit de draad van zijn verhalen kwijt raakt.

Antoine Boute’s universum kwam onder meer tot stand onder invloed van de subversieve en psychisch getergde Franse schrijver Pierre Guyotat, wiens boek ‘Eden, Eden, Eden’ (1971) een tijd lang werd geboycot en gedeeltelijk uit bijna onleesbare passages bestaat. Daarnaast is de filosoof Derrida, de grondlegger van de deconstructie en zijn bijbehorende gedachte dat een tekst alleen naar de eigen interne logica verwijst, van invloed. Dit is een belangrijk onderdeel in Boute’s teksten en performances. Boute begint bijvoorbeeld de tekst ‘Psychopatische Thriller’ in het moment zelf: “Op dit ogenblik ben ik een roman aan het schrijven”, waarna de rest van de tekst verschuift tussen de beschrijving van de roman die alleen binnen de voorgedragen tekst bestaat, Boute’s karakter binnen de voordracht als verteller en de rol van het publiek als toehoorders. Een ander optreden start, onderbroken door zangerig gestotter, als volgt: “Men ziet in het begin een gast aankomen op het podium en vanaf het begin is het eigenlijk duidelijk dat er iets niet klopt.”

SUPER DESTROY FUCKING TRASH PUNK DESTROY

Na enige tijd ontsporen de verhalen in de performances veelal in moord, verminking, verdwenen kinderen in kasten, putten, massale incest, rondvliegend sperma, autarchische systemen, sadistische uitspattingen, onophoudelijke bloedneuzen en andere mottigheden. In tegenstelling tot het enigszins verwante ‘Salò’ van Pasolini blijft Boute’s voorspiegeling dragelijk doordat hij op de juiste momenten een stap uit de soms bloederige beschrijvingen neemt en het publiek droogjes weer op de wereld wijst waarin zij eenvoudigweg een voordracht ondergaat. Dit gaat gepaard met komische momenten die vaak juist door de overdrijving in het verschrikkelijke worden versterkt. Hij gebruikt daarbij vaak powerzinnen als “Het is echt super trash punk beestig” en allerlei varianten daarop. Bij de lezer of toeschouwer brengt dit een merkwaardig soort opluchting teweeg: “Gelukkig is het allemaal niet echt”. Wat dat betreft heeft Boute’s werk, ongeacht met welk medium hij aan de gang slaat, veel raakvlakken met experimentele cinema en theater, waarbij de ‘vierde wand’ – de grenzen tussen fictie en realiteit – regelmatig bewust en in opeengestapelde lagen of verdiepingen overschreden wordt.

Het ‘Rotweg’ in de tentoonstellingstitel verwijst naar de naam van een modderig weggetje in Tervuren, waar Boute woont en in de bossen daar zijn onderaardse klanken oefent. ‘Pornolettrisme’ is een benaming waaronder Boute’s tekeningen en letter-animaties vallen. Die laatsten vormen hallucinante opeenvolgingen van betekenisloze letters, waarvan de combinaties en overlappingen, voor Boute althans, pornografische associaties opwekken.

De obsessieve hoeveelheid tekeningen – automatische doodles –  in allerlei formaten bestaat uit chaotisch gekriebelde en niet altijd even leesbare tekstfragmenten en vormen een logische visuele reflectie van zijn podiumvoordrachten. In ‘Rotweg Pornolettrisme’ zijn een paar grote, monolitische tekeningen te zien die speciaal voor deze tentoonstelling werden gemaakt. Ondanks de zompige toestand waarbinnen Boute’s teksten – en dus ook zijn tekeningen – zich afspelen blijven alle werken een gecontroleerde esthetiek behouden.

Voor speellijsten van Antoine Boute is het het beste om zijn blog te raadplegen: http://antoineboute.blogspot.com/. Mocht u daar binnen afzienbare tijd niet geraken dan is het mogelijk om in Demian een film te ondergaan met een audio-opname van een performance in samenwerking met de Brusselse gitarist Jean De Lacoste.

‘Rotweg Pornolettrisme’ is nog te zien tot en met 17 maart in boekhandel/antiquariaat Demian, Conscienceplein 16-18 2000 Antwerpen. Open van dinsdag tot en met zaterdag van 11.00 tot 18.00 uur.
Lees meer >>